Een jong paar met een duits accent staat voor mij in de apotheek. Ze kijkt Hem aan, Hij kijkt je aan, dan ben je een eikel en zegt: “ik heb een pil”.
En ik zeg: “Heb je een recept? Hier zijn alleen op recept verkrijgbaar.”
U: “nee, ik heb geen recept voor.”
Pharmama: “Dan moet je misschien naar de huisarts, die men kan vertonen? Als u geen arts: Het ziekenhuis heeft een vrouw sectie, waar u kunt ook zonder afspraak.”
Hij: “Gaat zonder?”
Pharmama: “nee, voor de pil moet ik een recept – ik kan je niet zomaar een. Een arts moet een kijkje nemen op voor.”
De twee terug te kijken en te gaan.
Of is het niet? Ik zie je buiten de deur te bespreken.
Eindelijk, ze komt weer binnen.
“Ik lees op het Internet dat men krijgt in Zwitserland, de morning-after pil zonder recept kunt krijgen.”
Ah, dat is het punt.
Pharmama: “Dit is zo. Echter, dit is niet bedoeld als een anticonceptie – dat is de reden waarom je ze … daarna.”
Implizierend: is dat zo?
Ze knikt: “ik begrijp het. Ik heb u nodig.”
Pharmama: “Goed dan, kom op Terug. Heb ik eerst een gesprek met u.”
Eerlijk gezegd – ik wil niet om ze zwaarder zijn dan nodig, maar: bespreek in de platte tekst. Een pil is iets anders. De enige noodsituatie anticonceptie. De morning-after pil.